‘Zo, mevrouw Nauta, we gaan naar bed!’
De medewerker van het zorgcentrum pakt de afstandsbediening en zet ongevraagd de televisie uit. Mijn moeder zit te kijken naar The Voice of Holland, één van haar favoriete programma’s.
Haar reactiesnelheid is vertraagd na twee hersenbloedingen. Daarom kan ze niet direct reageren en kenbaar maken dat ze dit programma nog even af wil zien.
Bovendien voelen mensen die afhankelijk zijn van zorg zich vaak niet vrij om te zeggen wat ze willen. Hoe groter de afhankelijkheid, hoe meer bewoners geneigd zijn zich aan te passen. Als de woorden niet vanzelf komen, is het nog moeilijker te vertellen wat je wilt.
Ik kwam erachter dat bijna niemand ’s avonds haar gezicht insmeerde met nachtcrème. De pot raakte maar niet leeg. Mijn moeder zal namelijk nooit vragen of haar gezicht ingesmeerd kan worden.
Op een dag zaten de schoenen aan de verkeerde voet.
Ik kwam binnen en zag het al toen ik bij de deur was.
‘Je schoenen zitten verkeerd om!’
‘Oh’, zegt mijn moeder, ‘daarom doen mijn voeten zo zeer.’
Mijn moeder heeft het gevoeld, maar was niet in staat het te uiten.
Iedere avond breng ik haar naar bed. Meer dan 1800 keer inmiddels.
Het blijft bijzonder met je moeder ‘Goedenacht, mijn kindje goedenacht’ te zingen. Want dat doen we. Iedere avond.
De voorbereiding op het naar bed gaan is belangrijk. Ik wil dat mijn moeder met een leeg hoofd rustig gaat slapen. Uitkleden, nachtpon aan, kleding voor de volgende dag klaar hangen, tanden poetsen, gezicht en handen wassen met lekker warm water. Dan de rug en de billen insmeren en nog een paar slokken water drinken.
Eerst met een muziekje op de achtergrond. Daarna zingen we samen een vast repertoire van steeds dezelfde liedjes. Rustgevend, net als een beetje lavendelolie op haar hoofdkussen.
In bed druppel ik haar ogen en smeer nachtcrème op haar gezicht.
Altijd als ik het dekbed lekker opschud en goed over haar heen leg, verschijnt een glimlach op haar gezicht.
Daarna vraag ik hoe ze ligt. Het antwoord is altijd ‘goed’ en daarom informeer ik voor alle zekerheid ook nog of ze lekker ligt. Want goed is belangrijk, maar lekker nog net iets meer.
Komt het woord lekker niet, dan weet ik dat de heupen of de onderrug niet op de juiste wijze zijn gefixeerd.
Heel belangrijk, want de houding waarin mijn moeder gaat slapen, is exact dezelfde waarmee ze wakker wordt. Ze kan zich niet zelf omdraaien. Als zij niet goed in bed is gelegd, ligt ze de hele nacht niet goed.
Gute Nacht Freunde
We zingen terwijl ik het licht dim: ‘De bloempjes gingen slapen, zij waren geurens moe.’
Dan: ‘Ik ga slapen, ik ben moe.’
En daarna ook alvast: ‘Dank u voor deze nieuwe morgen.’ Met als aangepaste regel ‘dat ik ook zonder zorgen bij U komen mag’.
Voor de grap gevolgd door: ‘We gaan nog niet naar huis, nog lange niet…’
En ik eindig altijd met ‘Gute Nacht Freunde…’
Tot slot zeg ik: ‘En voor nu…’ Mijn moeder vult aan: ‘Lekker slapen en morgen gezond en wel weer op!’ Maar dan zijn we er nog niet.
We zeggen minstens drie keer dag.
‘Dáág’, bij het bed.
‘Bye bye’, bij de deur.
‘Doeeeg’, bij de voordeur.
Daardoor kan ik horen of de mond echt leeg is.
Slapen met vocht dat nog half in de slokdarm hangt is niet prettig.
Als er bij de deur geen antwoord komt of een doeeeg die een beetje reutelend klinkt, loop ik toch nog weer terug om mijn moeder te laten slikken.
Dan pas gaat de deur op slot.
In de ochtend tappen we uit een heel ander vaatje. Willeke Alberti schalt uit de speakers. Mijn moeder zingt met de slaap nog in de ogen direct mee met ‘Ome Jan’.
Telkens weer.