Vandaag vier ik met dit verhaal de geboortedag van mijn vader, Age Nauta. Zijn laatste verjaardag beleefde hij in 1970, bijna een halve eeuw geleden. Vandaag zou hij 91 zijn geworden.
Er zijn dagen dat ik niet aan hem denk, soms zelfs weken of maanden. Maar dan ineens haakt een beeld vast in mijn hart. De banketbakker waar wij altijd samen naartoe gingen, zijn portemonnee in mijn boekenkast, een houdbaarheidsdatum op een verpakking: 29 maart.
Ik was tien toen hij overleed in de duinen van Zeeland.
Ik ben een echt vaderskind
Veel mensen denken dat ik een moederskind ben, omdat ik zo goed voor mijn moeder zorg. Maar ik ben een echt vaderskind. Natuurlijk zal ik altijd een kind van mijn moeder blijven, maar door de dramatische gebeurtenissen in de eerste tien jaar van mijn leven, heb ik al jong geleerd voor mijn moeder te zorgen. Haar aandacht voor mij was niet vanzelfsprekend. De aandacht van mijn vader was dat wel. Door het plotselinge overlijden van mijn zusje, raakte mijn moeder in depressie. Omdat er in het begin van de jaren 60 nog geen goede hulpverlening was op het gebied van rouwverwerking duurde die depressie lang.
Mijn vader en ik probeerden zo vrolijk mogelijk te zijn en deden alles om mijn moeder te ontzien en te verwennen. Mijn moeder ging iedere middag geruime tijd rusten, we hadden een werkster en veel boodschappen werden thuis bezorgd door klanten van mijn vader. Hij was accountant.
Mijn vader was er in mijn beleving altijd
Na het ongeluk van mijn zusje verhuisden we naar de rand van Apeldoorn vlakbij het bos. De straat was in die eerste jaren nog een zandpad en voor het huis lag een groot veld. Daar plukte ik in de zomer bloemen. Dwars door het veld liep ik naar school. Aan de horizon was een heuveltje. Als ik daarop ging staan kon ik mijn moeder soms in de erker nog zien zwaaien. Als ik terug kwam stond ons teckeltje Myra op een stoel naar mij uit te kijken.
Mijn vader bracht mij ’s ochtends vaak naar school. In zijn witte Ford. Hij was één van de weinige vaders die dat deed. De rol van mannen in de opvoeding was in die tijd vaak nog beperkt tot het snijden van het vlees en andere mannelijke activiteiten. Mijn vader bracht mij ook naar de muziekschool. Als hij mij weer kwam ophalen stond hij buiten voor het raam te luisteren naar de laatste tonen van de blokfluitles.
Ik mocht ook vaak mee naar zijn kantoor. Thuis liet hij mij al heel jong de telefoon opnemen. Dat deed ik zo netjes mogelijk. Al was het maar omdat hij daarna met een glimlach de complimenten van zijn klanten in ontvangst kon nemen.
Mijn vader en ik deden veel samen. Hij was er in mijn beleving bijna altijd. Hoe hij dat voor elkaar kreeg weet ik niet, want hij had een drukke zaak, was actief binnen zijn beroepsgroep en de kerk, deed aan volleybal en hielp klanten en personeelsleden als ze problemen hadden.
Hij zorgde dat de kaarsjes bleven branden
Wij hadden als één van de eersten een draagbare Philips platenspeler met twee boxen. Die bracht hij naar school zodat we in de klas plaatjes konden draaien. Die plaatjes heb ik nog steeds en ik draai ze regelmatig. Van Lang zal ze leven, tot Barend de Beer en Swiebertje. Op Koninginnedag liep hij naast me bij de lampionnenoptocht en zorgde hij dat de kaarsjes in alle lampionnen bleven branden. Onlangs vond ik een briefje van een van mijn klasgenootjes in zijn oude agenda. Of meneer Nauta voorzitter wilde worden van de wandelclub.
Er zitten veel gaten in mijn geheugen. Een gevolg van ernstige gebeurtenissen die niet te bevatten en te verwerken waren toen. Ook herinner ik me de stem van mijn vader niet meer. Wel beelden. Wij samen op de fiets. Hij op een ouderwetse herenfiets, ik op een klein rood fietsje. Op weg door de weilanden buiten Apeldoorn. Een zonnige dag in juni. Pas tientallen jaren later herinnerde ik mij wat wij daar deden. Wij waren op een begraafplaats. Het graf van mijn zusje. Vermoedelijk op haar verjaardag, want ze was jarig in juni. Ik alleen met mijn vader. Mijn moeder op bed.
Bijzondere dagen verdienen speciale aandacht
Een kinderkledingzaak in de winter. Mijn vader en ik kiezen met de verkoopster een mooi groen jurkje uit en een bijpassend wit truitje. Voor de Kerst. Ik ben er heel blij mee. We komen tevreden thuis. Mijn moeder vindt het niet mooi.
En dan mijn verjaardagen. Mijn vader met een feestneus met brilletje, de kinderen met een feesthoedje op het hoofd. Ongetwijfeld allemaal aangeschaft bij Feestshop Joop Brouwer. Slingers, taart, plaatjes draaien en veel kinderen. Een door hem gemaakte quiz die we allemaal vol ijver invulden. Iedereen kreeg een cadeautje als beloning.
Mijn tiende verjaardag in Alberts Corner, een restaurant buiten Apeldoorn waar hij een zaaltje had afgehuurd voor zo’n 20 kinderen. Iedereen kreeg patat, appelmoes en een knakworst of kroket en natuurlijk ijs na. Mijn vader de grote kindervriend. Mijn grootste vriend.
Een verjaardag zonder slingers, taart, bloemen en cadeautjes is voor mij tot op de dag van vandaag onbestaanbaar. Dat heeft niets met leeftijd te maken. Bijzondere dagen verdienen speciale aandacht.
Zijn verjaardag. Ik vind een briefje met mijn handschrift. Ik heb er cadeautips op geschreven. Sokken en zo. Onderaan het verlanglijstje staat in zijn handschrift: VROLIJKHEID.
In de lente marcheert een muziekkorps de zandweg voor ons huis op. Opgetogen ren ik naar buiten. Het korps stopt voor ons huis en brengt een aubade. Of was het een serenade. Ik snap er niets van, maar vind het geweldig. In de zomer rijdt het draaiorgel van onze plaatselijke orgelman hetzelfde zandpad op, parkeert het draaiorgel voor het paadje naar onze voordeur en laat het spelen. Pas veel later drong tot mij door dat mijn vader het muziekkorps een donatie heeft gegeven. En de orgelman ook natuurlijk.
Inmiddels heb ook ik natuurlijk meerdere keren een orgelman ‘besteld’. Op de 90ste verjaardag van mijn moeder bijvoorbeeld en vlak voor Kerst voor de feestelijke bijeenkomst voor ons team. Al zo lang als ik mij kan herinneren wil ik achter de muziek aan als ik in de verte een korps hoor spelen. Dat deden mijn vader en ik ook.
Ik denk altijd aan mijn vader als ik een draaiorgel hoor of een muziekkorps. Gelukkig hebben we op zaterdag weer een draaiorgel in de stad. Ik word er weemoedig van, maar ook blij.
Zwaaien tot je elkaar niet meer ziet
Koninginnedag was van mijn vader en mij. Als mijn moeder op bed lag, stapten wij in de auto en gingen zo veel mogelijk feestelijkheden af. Met een grote katoenen oranje strik op de motorkap van de auto. Behalve de Koninginnedag van 1969. Toen lag ik in het ziekenhuis ter observatie vanwege een mogelijke blindedarmontsteking. Het jaar weet ik omdat ik op 28 april 1969 het boekje Elfje Twaalfje van Martine Bijl kreeg. Mijn vader heeft de datum voorin geschreven. Met de letters J.Z. Juliana Ziekenhuis. Ik was diep onder de indruk, want achterin zat een ‘kleurengrammofoonplaat’. Die Koninginnedag herinner ik me heel goed. Eén beeld staat in mijn hart gegrift. Ik sta voor het raam van de feestelijk versierde kinderafdeling op de derde of vierde verdieping van het ziekenhuis. Een muziekkorps marcheert naar de ingang. Ik kijk en zie op de stoep een man in een regenjas staan. Dat is mijn vader. Met de ziel onder zijn arm. Alleen op Koninginnedag, omdat zijn dochtertje in het ziekenhuis ligt.
Ik zie hem. Hij ziet mij. We zwaaien.
Dat heb ik ook van hem geleerd. Zwaaien. Lang en met aandacht. Tot je elkaar niet meer ziet. Vandaag zwaai ik naar hem. Ergens in het universum is hij. Ver weg.
En soms nog hartverscheurend dichtbij.